1 TIMOTHEÜS 1 411 III DE BIJBEL IS








1 TIMOTHEOS 1: 4-11

1 TIMOTHEÜS 1 : 4-11


III. De Bijbel is geen fabeltjeskrant


4 Noch zich te begeven tot fabels en eindeloze geslachtsrekeningen, welke meer twistvragen voortbrengen dan stichting Gods, die in het geloof is..

5 Maar het einde van het gebod is liefde uit een rein hart, en uit een goed geweten, en uit een ongeveinsd geloof.

6 Waarvan sommigen afgeweken zijnde, zich gewend hebben tot ijdel spreken;

7 Willende leraars der wet zijn, niet verstaande, noch wat zij zeggen, noch wat zij bevestigen.

8 Doch wij weten, dat de wet goed is, zo iemand die wettig gebruikt;

9 En hij dit weet, dat de rechtvaardigen de wet niet is gezet, maar de onrechtvaardigen en de halsstarrigen, de goddelozen en de zondaars, de onheiligen en de ongoddelijken, de vadermoordenaars en de moedermoordenaars, de doodslagers,

10 De hoereerders, hun, die bij mannen liggen, de mensendieven, de leugenaars, de meinedigen, en zo er iets anders tegen de gezonde leer is;

11 Naar het Evangelie der heerlijkheid van de zalige God, dat mij toebetrouwd is.


Verklaring


De Bijbel is geen fabeltjeskrant, een boek met fantastische verhalen waarin wij een droomwereld van interessante ideeën worden binnengevoerd. De Bijbel is het Woord van de levende God dat ons broodnodig is om de zin van het leven te leren kennen, om godzalig te leven en troostvol te sterven.


Dat is het in feite, dat de apostel Paulus schrijft aan Timotheüs, zijn jonge vriend en broeder in 1 Tim. 1 : 4vv. Blijkbaar zijn er in Efeze waar Timotheüs mag arbeiden, mensen die verkeerd met de Bijbel omgaan. En Timotheüs moet krachtig stelling nemen tegen hen. Het gaat in de verzen 4-11 van 1 Timotheüs over een venijnige vorm van dwaalleer. Sommigen... leren een andere leer (vs. 3). Paulus noemt geen namen. Vermoedelijk zijn Hymeneus en Alexander die in vers 20 genoemd worden de koplopers van deze dwaalzieke groep in de gemeente. 1.


1 Tim. 4 : 7; 1 Tim. 6 : 20v; 2 Tim. 4 : 4; Tit 3 : 9; 2 Petr. 1 : 16

En wat zijn dat dan voor lieden? De apostel vat het kennelijk nogal hoog op. Wel, het zijn gemeenteleden die zich begeven tot fabelen en eindeloze geslachtsrekeningen (vs. 4). Zij hebben zich afgewend van het eigenlijk doel van de Schrift. Vers 6 zegt: van dewelke sommigen afgeweken zijnde, zich gewend hebben tot ijdelspreking. 2. En vers 7: willende leraars der wet zijn, niet verstaande noch wat zij zeggen noch wat zij bevestigen.


Leeghoofdengeleerdheid


Uit deze woorden vernemen wij, dat de dwaalleraars met wie Timotheüs in aanraking is gekomen, hun aandacht richten op iets dat waardeloos is. Leeg gezwets. Zij bedrijven geen theologie, maar 'mataiologie' (geen godgeleerdheid, maar leeghoofden - geleerdheid). Ze pleisteren met loze kalk. Geen cent waard. Zij hebben overigens zelf niet in de gaten, dat wat zij beweren en met zoveel ophef aan de orde stellen, 'poeha' is. Inmiddels pretenderen zij wetsleraars te zijn, experts in de ware wijsheid. Zo gaat het toch immers vaak met mensen die leeghoofden zijn, niets te vertellen hebben en alleen maar fantastische verhalen ophangen. Ze treden met veel bravoure op. 3. Ze kondigen hun leer als nieuw aan. Ze wekken de indruk bijzonder vindingrijk te zijn. Maar op de keper beschouwd, verkondigen ze oude ketterijen, in een nieuw jasje gestoken. En wie heeft dat door?


Nu goed dan, die zogenaamde leraars der wet, die nieuwlichters van Efeze die beweren nu eens echt naar de letter der wet, naar de zin der Schrift te spreken, waar zijn zij mee bezig? Met de Bijbel natuurlijk. Wie zou niet smullen van hun kostelijke uitleg van de Schrift? Zeer origineel. Maar Paulus kwalificeert hun bijbeluitleg als fabelachtig. Eigenlijk staat er: zij houden zich bezig met mythen. En zij hebben de mond vol over genealogieën.


Het is bepaald niet gemakkelijk om aan de weet te komen, wat deze mensen nu eigenlijk leerden. Dat is met ketterijen wel meer het geval. Je komt er niet zo precies achter, waar het allemaal misgaat. Maar je bent erin verstrikt, voordat je er erg in hebt. Let op uw zaak. Laat ik proberen niettemin toch iets meer te zeggen over de inhoud van de dwaalleer die in Efeze de gemeente verwoestte. De dwalende gemeenteleden over wie het hier gaat, zijn vermoedelijk Joods-christelijke mensen die voor hun omgang met de Bijbel zowel van het heidendom als van het Jodendom veel meenden te kunnen leren. Bij beide gingen zij te rade voor hun bijbeluitleg. Zij omsponnen de bijbelverhalen met mythen. Op een soortgelijke wijze als de oude Grieken hun fantastische mythen hadden bedacht.


Laat ik dat proberen duidelijk te maken door te verwijzen naar zo'n mythe uit die oude Griekse mythologie. Ik denk aan het verhaal over Daedalus en Icarus, een vader en zijn zoon die naar het eiland Kreta verbannen waren en die aan die ballingschap aldaar op een wonderbaarlijke wijze wisten te ontsnappen. Ze maakten zich vleugels van veren en was waarmee zij door het luchtruim huiswaarts konden vliegen. Maar wat gebeurde er? Icarus, in jeugdige overmoed, verhief zich zo hoog in de lucht, dat de was van zijn vleugels door de hitte van de zon smolt. Hij stortte naar beneden en vond de dood in de zee. En naar hem is later dan de Icarische Zee genoemd.


Een verhaal uit de Griekse mythologie. En dan nu ook een verhaal uit de Joodse denkwereld. Over Melchizedek, de koning van Salem (het latere Jeruzalem), die volgens Gen. 14 een ontmoeting heeft met Abraham. Hij is een priester van de allerhoogste God. Een vreemdsoortige verschijning. Wie zijn vader is geweest, kan niemand zeggen volgens Hebr. 7 : 3. Maar in een oud-Joods verhaal is deze Melchizedek niemand anders dan Sem, de zoon van Noach. En aan de hand van de geslachtsregisters van het boek Genesis (Gen. 10 : 21) wordt dan voorts aangetoond, dat het priesterschap van Aäron en de stam Levi via deze Melchizedek-Sem, Noach en Methusalach helemaal terugloopt tot Adam. 4.


Twee verhalen. Eén uit de Griekse mythologie. Eén uit de Joodse 'haggadah'. Met verhalen kan men op zich zinrijke dingen zeggen. Waarom de zee tussen Griekenland en Klein-Azië de Icarische Zee heet. Dat het priesterschap onder Israël zo oud is als de wereld. Maar moet men met het vertellen van verhalen niet ook zeer voorzichtig zijn? Hoe gemakkelijk worden het fantastische verhalen waarin slechts schone ideeën worden verkondigd of verhalen die dienen tot bevrediging van onze nieuwsgierigheid. En is de Bijbel daar wel voor gegeven?


Spitsen wij het toe op onze eigen tijd. Er zijn theologen die heel de Bijbel eigenlijk als een mythe zien. Een verzameling van oude verhalen waarin op Grieks - Joodse wijze verteld wordt over God, over de wereld en de zin van het bestaan, over de toekomst. Je moet - aldus deze theologen - die bijbelverhalen natuurlijk niet als historische verhalen lezen. Adam heeft nooit bestaan. En dat Christus lichamelijk uit de doden is verrezen, dat is ook maar een mythische manier van zeggen waardoor men uitgedrukt heeft, dat Jezus een onsterfelijke Redder is. Mij dunkt echter, dat de apostel Paulus deze manier van omgaan met de Bijbel als een gruwelijke dwaalleer van de hand wijst. Juist in de bijbelpericoop waar het thans over gaat.


Laat ik nog enkele voorbeelden mogen noemen. Om duidelijk te maken, dat de Bijbel geen verhaaltjes vertelt waarmee wij op de loop kunnen gaan. Er zijn mensen die wel eens graag zouden willen weten, hoe het allemaal precies is gegaan met Simson en Delilah. En ze maken een film over het liefdeleven van die twee. Of ze doen het zelfs over het liefdeleven van Jezus. Maar dan moet men natuurlijk wel een heel verhaal achter het simpele bijbelverhaal zoeken. En daaraan heel wat fantasie, ingevuld vanuit de eigen sensatielust, toevoegen. Een ander voorbeeld: er zijn mensen die graag precies weten, hoe het gaat in het leven na dit leven. Zij vinden het maar storend, dat de Bijbel ons niet vertelt, waar Lazarus tussen zijn sterven en de opwekking door Jezus is geweest, naar de ziel gesproken. Zij zijn niet tevreden met de eenvoudige boodschap van de Bijbel waarin ons wordt verkondigd, dat elke gelovige na zijn sterven 'van stonde aan' zaligheid in de hemel geniet. Zij kunnen maar moeilijk wachten op God. Zal het leven na dit leven alle gelovigen niet meer heerlijkheid bieden dan zij zich op aarde ooit konden voorstellen?


Nog een voorbeeld: In de laatste wereldoorlog goochelden sommigen met het getal 666 uit het laatste bijbelboek net zo lang, totdat zij daaruit de naam van Hitler tevoorschijn toverden. Hij was het beest dat de wereld aan de rand van de ondergang bracht. Nu was Hitler inderdaad een mens met beestachtige trekken en hij heeft de wereld bijna ten onder gebracht (denk alleen eens aan de moord op zes miljoen Joden). Maar goochelen met bijbelwoorden is ons niet toegestaan. Het getal 666, zoals zovele andere symbolische getallen in de Bijbel, is voor andere doeleinden gegeven.

2 Tim. 2 : 16-23; Tit. 1 : 10

Kortom, de Bijbel is geen sprookjesboek, geen fabeltjeskrant. Geen boek om over te fantaseren. Om je nieuwsgierigheid te bevredigen. Geen spoorboekje waaruit men de treinenloop kan aflezen (sommigen weten aan de hand van bijbelteksten precies te vertellen, hoe dicht wij tegen het wereldeinde aanzitten). Waar leidt dit alles immers toe? Paulus spreekt over eindeloze geslachtsrekeningen (vs. 4). 5. Je komt er nooit mee aan een eind. Het leidt tot twistvragen, spitsvondigheid. 6. De één maakt het al mooier dan de ander. En wie moet men tenslotte geloven? Die het mooiste verhaal heeft natuurlijk. Maar inmiddels zijn we wel van het eenvoudige bijbelwoord af geraakt en hebben ons overgegeven aan fantasterijen. Aan een andere leer (vs. 3). En waar is: de stichting Gods die in het geloof is (vs. 4)? Of zoals andere (betere) handschriften lezen: 7. waar is: de economie Gods in het geloof? M.a.w.: rentmeestert men zo op een goede wijze over hetgeen God ons toevertrouwde? In het geloof is er sprake van een geleide economie. Het Woord van God is het alleen, dat ons door Gods Geest in al de waarheid brengt.


Het einde van het gebod


Rom. 13 : 10; 1 Kor. 13; 2 Kor. 6 : 6; Gal. 5 : 6

Genoeg over dit alles. Tegenover al dat wurmen en tobben van de dwaalleraars in Efeze, waardoor de boodschap Gods alleen maar verduisterd wordt, stelt Paulus in 1 Tim. 1 : 5 wat onze opdracht is. Het doel van het gebod, van wat ons (in de Schrift) op handen is gelegd. De dwaalleer is als `het draaien van een scheepsschroef boven water' (E. L. Smelik). Daar gaat geen schip mee vooruit. Maar de bijbelse boodschap heeft zijn nut, leidt niet tot haarkloverijen en spitsvondigheden. God bedoelt een praktische heilseconomie.


Matth. 5: 8; 1 Tim. 1: 19; 1 Tim. 3 : 9; 1 Tim. 4 : 2; 2 Tim. 1 : 3, 5; Tit.1 : 15

Maar het einde des gebods 8. is liefde uit een rein hart en uit een goed geweten en uit een ongeveinsd geloof (vs. 5). Een schitterend drieluik wordt hier door Paulus opengevouwen. Reine liefde, een goed geweten, een ongeveinsd geloof. De Bijbel, mits naar Gods bedoeling gebruikt, leidt daartoe. Als God de Heilige Geest de vuile bron van wanbedrijven, ons hart, reinigt, als wij van bovenaf en van binnenuit door Gods genade worden omgezet, dan krijgen wij andere interesses dan de dwaalleraars in Efeze. Dan worden wij van fantastische dromerijen verlost. Dan ontdekken we, dat het God door Zijn Woord en Geest erom gaat, dat we oprecht zouden liefhebben. En dat we innerlijk corresponderen met Gods wil, een fijne antenne hebben voor wat goed en kwaad is, weet hebben (met God) van wat Hem behaagt. 9. En dat we oprecht, niet hypocriet geloven. Geen gemaskerd christenmens zijn. Van buiten anders dan van binnen. Maar een mens met een vertrouwen des harten, dat 'niet alleen anderen, maar ook mij vergeving der zonden, eeuwige gerechtigheid en zaligheid van God geschonken is, uit louter genade, alleen om de verdienste van Christus wil' (Heid. Cat., zondag 7).


Rom. 12 : 9vv; 1 Kor. 14 : 6; 2 Joh. 9; Rom. 7 : 12, 16; Gal. 5 : 23; 2 Tim. 2 : 5

Kortom, waar komt het op aan? Wat is de gezonde leer? Deze woorden de gezonde leer (vs. 10) gebruikt Paulus om er het tegenovergestelde van de dwaalleer mee aan te duiden. Een leer die met speculatie, met scholastieke redeneringen niets uitstaande heeft. Op het hart gericht. Op de praktijk. Gezond, d.w.z. genezend, heilzaam. Hygiënisch, kan men ook zeggen. Voor ons bestwil.

En wat bevat dan deze gezonde leer? Doch wij weten, schrijft de apostel in vs. 8 (hij mag het als algemeen bekend veronderstellen), dat de wet goed is, zo iemand die wettelijk gebruikt. Het Schriftgebruik van de dwaalleraars is onwettig en onwettelijk te noemen. Het druist in tegen de eigenlijke bedoeling van de wet, de Schrift. Maar als wij de wet - waar deze leraars der wet zo op staan - volgens de spelregels hanteren, als wij door genade de geest en opzet van Gods wet hebben leren proeven, dan weten we het, waar die wet goed voor is. Niet om in een droomwereld terecht te komen en inmiddels er maar op los te leven. Maar heel praktisch om zondaren aan de kaak te stellen als vijanden van God. Praktisch bijbelgebruik. De wet is er niet om over te speculeren, maar om te confronteren. Als alle mensen rechtvaardig waren, was er geen wet meer nodig.


Rom. 1: 29

Maar helaas, hoe anders is de praktijk. Weet dit, dat de rechtvaardigen de wet niet is gezet, maar de onrechtvaardigen en de halsstarrigen, de goddelozen en de zondaren, de onheiligen en de ongoddelijken, de vadermoorders en de moedermoorders, de doodslagers, de hoereerders, dien die bij mannen liggen, de mensendieven, de leugenaars, de meinedigen... (vs. 9, 10). Calvijn zegt in zijn verklaring van 1 Timotheüs terecht, dat het vaak voorkomt, dat zij die aangezien willen zijn voor grote ijveraars voor de wet, er in heel hun leven blijk van geven de grootste verachters van de wet te zijn. Zij zoeken een gerechtigheid voor God door de werken en menen het daartoe te kunnen brengen door hun vrije wil. Perfecte (volmaakte) heiligheid is het einddoel van hun leven. Maar hoe vaak liggen zij in de praktijk van het leven met Gods wet overhoop. 10.


Nee, laat ons nooit denken rechtvaardigen te zijn, voor wie de wet niet meer geldt. Gelovigen staan nooit boven de wet. Gelovigen staan steeds voor de spiegel van de wet. En dan weten ze wat Luther in zijn verklaring van 1 Tim. 1 onder woorden brengt, dat het door het doen van de werken der wet nooit tot gewetensrust of vrolijkheid/opgewektheid komt. Hij schrijft: 'Hoe heiliger ik geweest ben, des te onzekerder (was ik). Alsdan zeg ik: "Vertwijfel aan alles, werp u op Christus. Die kan u niet bedriegen. Dan weet ik, waar ik blijven moet’ ‘. 11.


De hygiëne van de leer


Ziedaar de functie van Gods wet. Zij jaagt de grootste der zondaren (vergelijk vs. 13vv) naar Christus toe. Als dat geen wettelijk bijbelgebruik mag heten, weet ik het helemaal niet meer. De wet ontdekt. Paulus noemt in vers 9v een lange lijst van zondaren tegen wie de wet tekeer moet gaan. Laat ze ons een ogenblik de revue laten passeren. 12.


2 Tim. 3 : 2

Onrechtvaardigen, dat zijn mensen die zich door geen wet aan banden laten leggen; wetslozen; geen heer - geen meester; zelf uitmaken wat goed en kwaad is. U begrijpt, dat als iemand zo denkt, het hek van de dam is. Zo wordt het binnen de kortste keren een chaos in de wereld. En dan noemt de apostel de halsstarrigen; mensen die het hoofd nooit op het blok willen leggen; stijfhalzen die voor een ander nooit wensen onder te doen, ook niet voor God. En dan de god(de)lozen in wier leven alle ontzag voor God of het Goddelijke weg is. Verder: zondaren die elk gebod in de praktijk met voeten treden, omdat alle ontzag voor het Goddelijke bij hen ontbreekt. Verder: de onheiligen en ongoddelijken. Bedoeld zijn die mensen die niet naar God toegekeerd leven en (in één adem daarmee) zich niet ontzien om elke grens te overschrijden; zij durven het heiligste in bijtende spot naar beneden te halen. Elk heilig huis wordt door hen met de grond gelijk gemaakt. 13.


Ex. 20 : 12vv; Ex. 21 : 15

Een vraag. Zouden al deze aanduidingen van het zondebestaan van de mensen niet ook voor onze tijd neergeschreven zijn? Het eerste en grote gebod, nl. God liefhebben boven alles, komt u dat nog veel tegen onder de mensen? En wat is het gevolg ervan? Paulus somt nog een reeks van zonden op. En deze heeft betrekking op de tweede tafel van Gods wet. Vader- en moedermoordenaars. Wie God niet ontziet, zal immers zijn vader en moeder ook niet eren en loopt in principe met de revolver op zak, niet in het minst waar hem het gezag van God tegemoet treedt in zijn eigen ouders. En dan noemt de apostel nog de doodslagers in het algemeen. 'Eert uw vader en uw moeder'... 'Gij zult niet doodslaan'. En dan de porno's. Ja, dat staat er letterlijk. Hoererij op grote schaal. Schuttingtaal, pornoliteratuur, schandelijke daden van partnerruil, van seksuele promiscuïteit. De voorbeelden zijn in onze tijd helaas voor het grijpen. En wee hem die zegt, dat God zulke dingen straft, omdat Zijn wet hen die zulke dingen doen, vervloekt. Wie dat zegt, discrimineert. En dat schijnt zowat nog de enige zonde van onze tijd te zijn.


Gen. 19 : 5; Rom. 1 : 27; 1 Kor. 6 : 9; Deut. 24 : 7

Het volgende woord in de reeks van zondaren die Paulus hier noemt, is een woord dat met het woord 'man' en ‘bed’ verband houdt. In onze Statenvertaling vertaald met: knapenschenders. Zeg maar: homo's. Homoseksualiteit heet in de Bijbel kwaad. En dat wordt als zodanig ook er-varen door homoseksuelen, wanneer zij althans om God verlegen zijn geraakt. En zij ervaren tevens, dat God machtig is om dit kwaad ook te bedwingen.

Verder noemt de apostel: de mensendieven. Overtreders van het achtste gebod in de bitterste vorm. Stelen in de vorm van kidnappen. Denk maar weer aan alles waar de kranten vandaag bol van staan. Als iemand geld of een hoge positie in 't leven bezit, loopt hij gevaar ontvoerd te worden. En er moeten tonnen gelds op tafel komen om hem weer op vrije voeten te krijgen. En dan tenslotte: de leugenaars en de meinedigen. Zondaars tegen het negende gebod. Waar de waarheid zoek is geraakt in een maatschappij, daar draait men voor een leugentje om bestwil de hand niet meer om. Zelfs ook niet voor een meineed. Want er is immers toch geen God meer die iets ziet of hoort en die het ook straft.


1 Tim. 6 : 3; 2 Tim. 4 : 3; Tit. 1 : 9; 2 : 1

En wat is dan tenslotte de conclusie? Al deze dingen (en zoveel meer) zijn tegen de gezonde leer (vs. 10). Ze zijn onhygiënisch, zeer schadelijk voor de volksgezondheid. Ze vermoorden ten diepste een volk. Paulus heeft dit alles hardop gezegd. Hij liet net zo min als zijn Meester Jezus Christus een tittel of jota van de wet vallen. Hij zei het zijn tijdgenoten onomwonden aan, dat het hen kwalijk zou vergaan, als ze het recht van God met voeten traden. Dat was Paulus' schriftgebruik, dwars tegen de gewoonte van de dwaalleraars in. En Timotheüs moest zo ook met de Schriften omgaan. De Bijbel is geen fabeltjeskrant. Dit heilig recht van God is, hoe men het ook wendt of keert, Evangelie bij uitnemendheid. Ja, want uitgerekend voor goddelozen die onder dit recht van God vallen, is er hoop op redding.


Gal. 2 : 7; 1 Thess. 2 : 4; 1 Tim. 6 : 15; Tit. 1 : 3

Daarom schrijft de apostel: Naar het evangelie der heerlijkheid des zaligen Gods, 14. dat mij toebetrouwd is (vs. 11). Jezus Christus is gekomen om te roepen en zalig te maken dat verloren was. Dat evangelie, schrijft Paulus, is mij op de handen gelegd. Het mag in apostolisch gezag worden uitgebazuind. Het is het evangelie van de heerlijkheid van de zalige God. Van Gods stralende luister ofte wel van de luister van Zijn deugden. Want die worden in dat evangelie één voor één opgeluisterd. Zijn gerechtigheid en barmhartigheid b.v. ofte wel, dat Hij de zonde verdoemt en de zondaar behoudt. 0 zalige God. Verheven boven al 't aards gedruis en boven 's mensen diep ongelukkige zondestaat. Overgelukkig in Uzelf. Aan U zij de glorie toegebracht.


De Bijbel is geen fabeltjeskrant. De Bijbel is het evangelie der heerlijkheid van deze zalige God. Jezus Christus is in de wereld gekomen om de zondaren zalig te maken.


Gespreksvragen


- Van geslachtsregisters (genealogieën) kan men een verkeerd gebruik maken. De dwaalleraars te Efeze deden dat. Toch staan er in de Bijbel niet voor niets geslachtsregisters. Denk aan Gen. 5, maar ook aan Matth. 1. Met welk doel zou God ons deze in Zijn Woord hebben gegeven? M.a.w.: hoe kunnen wij daarvan een nuttig gebruik maken?


- In de Bijbel wordt ons in dodelijke ernst de boodschap van Gods reddende genade gebracht. De Bijbel is geen boek met fabelachtige verhalen, goed voor de fantasie. Toch leest u b.v. in Ri. 9 : 7vv wel een fabel, nl. van Jotham. Wat is de bedoeling van dit verhaal?


- Wat bedoelt Luther met de aangehaalde uitspraak: `Hoe heiliger, hoe onzekerder?'


- Wat Paulus schrijft over porno en homo-mentaliteit wordt in onze tijd nogal eens als tijdgebonden aangemerkt. 'Men moet', zegt men, 'deze uitspraken zien tegen de achtergrond van de tijd waarin de apostel leefde. Daarom kunnen wij er vandaag anders over oordelen'. Wat vindt u van zo'n redenering?



NOTEN


1. Ook in vers 19 wordt over 'sommigen' gesproken.


2. In vers 6 worden twee werkwoorden gebruikt ('astocheo' en 'ektrepomai') die respectievelijk aanduiden, dat deze dwaalleraars naast het doel schieten en van de rechte weg zich hebben afgewend (op een doolweg naar niemandsland terecht zijn gekomen).


3. Het slot van vers 7 legt er de nadruk op, dat de dingen waarover de dwaalleraars het hebben, met veel ophef en zelfbewustzijn worden geleerd.


4. Vergelijk Herman L. Strack-Paul Billerbeck, Kommentar zum Neuen Testament (aus Talmud und Midrasch), München' 1979, Dritter Band, S. 692ff.


5. Vermoedelijk hebben we hier dus te maken met een mixtuur van heidense en Joodse invloeden, in een vroeg-gnostisch systeem bijeengebracht (op de bodem van het hellenistische Jodendom ontstaan). Daarin speelden verhalen over God en de natuur, de herkomst en toekomst van de ziel, enz. een rol. Vergelijk G. Kittel, Theologisches Wórterbuch zum NT, Band IV, blz. 790vv en 795v. W. Hcndriksen (a.w., p. 59) noemt hier vooral de Joodse haggahah (later in de Talmoed verzameld) - een manier van omgaan met de Bijbel waardoor eigenlijk de Bijbel werd aangevuld met allerlei spitsvondigheden (b.v. in het boek der Jubileeën, Klein-Genesis genoemd, eind tweede/begin eerste eeuw v.C. geschreven, beschri)vende de geschiedenis van de schepping tot de intocht van Israël in Kanaän, een periode die verdeeld wordt in vijftig jubileeën-perioden van elk 49 (= 7 maal 7) jaren), Daarin wordt de mening verdedigd, dat de aartsengelen reeds de sabbat vierden en dat de engelen de besnijdenis praktiseerden... Vergelijk ook Tit. 1 : 14, waar over Joodse mythen wordt gesproken.


6. Het werkwoord 'ekzèteo' betekent: uit de diepte opdelven.


7. De beste handschriften lezen: 'oikonomia' (rentmeesterschap) in plaats van 'oikodomè' (stichting).


8. Het woord 'parangelia' komen we ook in vers 3 tegen. Het gaat hier om de opdracht en het doel van de evangelieverkondiging waarin de apostolische vermaning (paraenese) een voorname rol speelt.


9. Over het woord geweten zie: C. den Boer, De brief van Paulus aan de Romeinen I- VIII, Kampen 1986, blz. 60 (noot 4) en IX-XIVI, blz. 137, noot 11.


10. Zie J. Calvijn, Uitlegging op de zendbrieven van Paulus aan Timotheus, Titus en Filemon, door A. M. Donner, Goudriaan 1979, blz. 16v.


11. D. Martin Luthers Epistel-Auslegung, 5. Bnd (Hrsg. von Gunther, Hartmut), Góttingen 1983, S. 26.


12. In de oudheid was het gebruikelijk om lijsten van deugden en zonden op te stellen. Paulus geeft hier een 'zondenkatalogus' waarin ergerlijke zonden die algemeen als gruwelijk ervaren werden, worden opgesomd. De eerste reeks gaat meer over de verhouding tot God (goden), de tweede over de verhouding tot de medemens.


13. 'Onheilig' en 'ongoddelijk' moeten bij elkaar genomen worden. Wie geen verhouding heeft met God, spreekt en handelt ook profaan (ongoddelijk). Het Griekse woord voor 'ongoddelijk' (bebèlos) betekent letterlijk: toegankelijk voor ieder, profaan. Er is geen enkele terughoudendheid dus tegenover wat van God komt en Hem toebehoort.


14. In de Pastorale Brieven komt de uitdrukking `zalige God' hier en daarnaast alleen nog in 1 Tim. 6 : 15 voor.






Tags: bijbel is, de bijbel, bijbel, timotheüs