TIJDSKADERS 1 DE OUDHEID VAN MYTHE NAAR FILOSOFIE MYTHE

TIJDSKADERS 1 DE OUDHEID VAN MYTHE NAAR FILOSOFIE MYTHE






Tijdskaders

Tijdskaders


1. De oudheid: van mythe naar filosofie


Mythe

Verhaal dat de wereldlijke ordening of wezenlijke kenmerken van de menselijke conditie verklaart door te vertellen hoe die tot stand zijn gekomen als gevolg van gebeurtenissen die zich afspelen in de oertijd. Doet zich telkens voor in een tijd die net aan ons ontsnapt is (cyclische tijdsopvatting)

in Archaïsche samenleving: autoriteit van de leider mythisch verklaard


Door de opkomst van de polis

= organisatievorm waarin vrije burgers het samen opnemen voor de organisatie van de gemeenschap.

 Van mythos naar logos (= discussie)


a) Van Mythe naar filosofie


Cultuurschok van de 6e eeuw v.C. in Griekenland

 deze dynamiek gaat leiden tot het ontstaan van de filosofie

Mythe => mythologie => logos = Het Griekse wonder


Men gaat de werkelijkheid rationeel verklaren (rationeel als:)

1. Universeel geldig (op alles toepasbaar)

2. Objectief inzichtelijk (voor iedereen begrijpbaar)

3. Systematisch geordend (gestructureerd opgebouwd en compatibel let andere fenomenen)


b) De Natuurfilosofen

de orde die in de natuur aanwezig is op een rationele manier verklaren

VB: Thales van Milete (alles is water), Anaximenes (alles is lucht), Anaximander (alles is het onbepaalde)


c) De Sofisten (relativisme)



d) Socrates (469-399 v.C)


= intellectuele operatie

Middel waarin de werkelijkheid tot stand komt (in tegenstelling tot de monoloog van de sofisten). Dialoog zorgt voor vele perspectieven. Als de dialoog op een correcte manier tot stand komt -> ook de waarheid.

Door vragen te stellen kan je de pretenties van mensen die het denken te weten ondermijnen. (ophemelen van de wijsheid van anderen maakt je zelf niet wijzer)


e) De Griekse Systeembouwers



f) De latere oudheid



Betekenis van mythe voor filosofie vandaag?


Betekenis van retoriek voor filosofie vandaag?










2. De Middeleeuwen: geloof en filosofie



a) Augustinus (354-430 n.C.)



Alles wat bestaat is zo door God gewild eeuwige exemplaria in de goddelijke geest


Schepping = realisatie van de door God bedacht modellen

kennis van die modellen door verlichting van het verstand

= alleen wiens geest verlicht wordt door God, kan de werkelijkheid begrijpen

Wereld opnieuw gesacraliseerd


Filosofie = fides quaerens intellectum (geloof in het verstrekpunt van alle inzicht = God)


Philosophia Christiana

b) Herontdekking van Aristoteles (13e Eeuw)



Geloof en filosofie in de middeleeuwen


Betekenis van geloof voor filosofie vandaag?




3. Moderne tijd: filosofie en de moderne wetenschap



a) Moderne tijd


15e/16e eeuw: Renaissance en Humanisme

17e eeuw: Nieuwe synthese

18de eeuw: Verlichting


b) Succes van de wetenschap


(Vele disciplines zijn samengebracht door filosofie in een hiërarchische synthese. Dit veranderd per periode)


c) Dragende rol van het subject


Subject

de drager van onze cognitieve en praktische omgang met de werkelijkheid (bewust waarnemende individu)


Subjectsfilosofie










4. Hedendaagse tijd: filosofie en menswetenschappen



a) Positivisme



b) Auguste Comte

Sociale wetenschap = ruim = alle wetenschap die zich bezig houdt met de mens


sociale fysica = de mens via natuurwetenschap bestuderen

Ontogenese Fylogenese

Kinderjaren Theologisch of fictief stadium

Adolescentie Metafysisch of abstract stadium

Volwassenheid Wetenschappelijk of positief stadium

=> Kritiek:


c) Positie van het subject wordt nog meer ondergraven door de “maîtres de soupçon” (meesters van het wantrouwen) Nietsche, Freud en Marx


VB Marx: De mens ontleent zijn essentie aan de plaats die hij inneemt in het productieproces

=> filosofie moet zich opnieuw herprofileren:

Niet denken, maar taal is spiegel van werkelijkheid

Toegang tot werkelijkheid altijd bemiddeld door taal





7






Tags: mythe naar, * mythe, mythe, filosofie, oudheid, tijdskaders