WERKCOLLEGE WETENSCHAP EN METHODOLOGIE MAARTEN HOGENSTIJN STUDENTNR 9723021 DANIËL

WERKCOLLEGE WETENSCHAP EN METHODOLOGIE MAARTEN HOGENSTIJN STUDENTNR 9723021 DANIËL






Werkcollege wetenschap en methodologie

Werkcollege wetenschap en methodologie

 

Maarten Hogenstijn, studentnr. 9723021

Daniël van Middelkoop, studentnr. 9723420

 

Opdracht 1: Stellingen

 

Stelling 1.

Doel van de wetenschappelijke bestudering van regionale beeldvorming, zoals aanwezig bij niet-wetenschappers, is enerzijds het achterhalen van de verborgen gedachtesprongen die hieraan ten grondslag liggen en anderzijds het corrigeren van fouten hierbij.

 

Regionale beeldvorming vindt plaats in de hoofden van mensen. Om deze beeldvorming te begrijpen, moet allereerst inzicht verkregen worden in de achterliggende verborgen gedachtesprongen, die tot de beeldvorming leiden. Als dat is gebeurd, kan door die analyse van de gedachtesprongen de vinger worden gelegd op fouten in het denkproces. Om een juister beeld van de regio te helpen creëren, kan vervolgens correctie van de verkeerde beelden plaatsvinden. Het corrigeren van onjuistheden is het doel van de wetenschappelijke geografie.

Tot zover de argumenten voor deze stelling, waar wij het overigens geheel niet mee eens zijn.

Argumenten tegen deze stelling zijn dan ook makkelijker gevonden.

Het achterhalen van de verborgen gedachtesprongen is slechts ten dele een taak van de geografie. De gedachtesprongen op zich zijn vooral interessant voor de psychologie, als de gedachten omgezet zijn in ruimtelijke beelden komt de geografie pas aan bod. Voor de precieze bestudering van de processen in het menselijke brein zijn andere wetenschappen methodologisch beter toegerust.

Het corrigeren van gedachten is al helemaal niet de taak van de wetenschap. Het doel van de wetenschap is het op zo objectief mogelijke wijze analyseren en verklaren van de werkelijkheid, en zeker niet het corrigeren van fouten in de denkwijzen van mensen. Het woord fouten impliceert al een waardeoordeel, en is dus niet op zijn plaats. Het corrigeren van zogenaamde fouten in regionale beeldvorming is geen taak voor wetenschappers, maar kan hoogstens een doel vormen voor mensen die zich bezig houden met regio-marketing.

 

Stelling 2.

Cruciaal in een goede gebiedsstudie is de behandeling van regionale differentiatie binnen het gebied en de plaats van het gebied in een groter geheel. Door de voorhanden gegevens kan men alleen methodologisch verantwoorde vergelijkingen maken met behulp van harde, voornamelijk economische gegevens.

 

Deze stelling bestaat uit twee zinnen en daarmee eigenlijk ook uit twee delen. Met de eerste zin kan je het moeilijk oneens zijn. Een gebied kan niet langer, zoals in de traditionele regionale geografie, los worden gezien van haar context. Interne differentiatie zou je kunnen negeren om het gebied als een geheel te presenteren, maar dat is een wetenschappelijk slecht verantwoorde manier van denken. Het tweede deel van de stelling is interessanter.

Hier wordt gefocust op de vergelijking die je moet doen om tot de goede gebiedsstudie zoals beschreven in de eerste zin te komen. Voor deze stelling zou je kunnen aandragen dat je controleerbare, objectieve gegevens nodig hebt om een eerlijke vergelijking te kunnen doen. Die gegevens zijn van nature kwantitatief van aard, en vaak in hoge mate economisch. Een onderzoek moet controleerbaar zijn, anders is het methodologisch gebouwd op los zand. Alleen kwantitatieve methoden kunnen die controleerbare gegevens leveren. Die cijfers zijn bovendien makkelijk vergelijkbaar, doordat de verschillen in een oogopslag duidelijk worden.

Aan de andere kant kun je stellen dat methodologisch verantwoorde vergelijkingen zowel kwantitatief als kwalitatief van aard kunnen zijn. Kwalitatieve vergelijkingen zijn wel degelijk methodologisch verantwoord, omdat ze de aandacht kunnen vestigen op processen die niet direct in cijfers gevangen kunnen worden. Sterker nog: door een te sterke focus op kwantitatieve gegevens kan de werkelijkheid juist te veel versimpeld worden, waardoor de complexiteit van het studieobject op onterechte wijze uit de weg wordt gegaan. Kwantitatieve methoden negeren over het algemeen de minderheden of de uitzonderingen, terwijl die juist voor de interessante verschillen zorgen.

 

Stelling 3.

Voor een excursie naar een gebied gelden andere regels dan die de strikt wetenschappelijke methodologie voorschrijft.

 

Er wordt meestal al snel gesteld dat de wetenschappelijke methodologie een van de meest belangrijke aspecten van de studie is. Juist deze wetenschappelijke methodologie  maakt de wetenschap immers tot wat zij is. Wanneer aan deze methodologie niet wordt voldaan torn je aan de wetenschappelijke waarde van je excursie. In dit licht zou het laten gelden van andere regels voor een excursie niet verantwoord zijn.

Een argument hiertegen is naar onze mening echter al snel gevonden. Doel van een excursie is om je bevindingen aan het excursiepubliek te tonen aan de hand van de verschillende elementen in het excursiegebied, om zo een zo goed en compleet mogelijk beeld van het gebied te creëren. De regels die hiervoor gelden mogen best andere zijn dan de  strikt wetenschappelijke methodologie, mits er door deze regels een helderder beeld van het excursiegebied gecreëerd wordt.

 

Stelling 4.

Een strikte toepassing van methoden en technieken is belangrijker voor thematische geografieën, die uitspraken willen doen over algemene verschijnselen, dan voor gebiedsstudies, die zich tot een enkel gebied beperken.

 

Je zou kunnen stellen dat bij een thematische geografie wordt gekeken naar algemene verschijnselen die binnen de gehele geografie geldig zijn. Dat hierbij een strikte toepassing van methoden en technieken noodzakelijk is, moge helder zijn. Bij een gebiedsstudie ligt de focus echter op een bepaald gebied, waarbinnen bepaalde verschijnselen worden waargenomen. Omdat geen gebied ter wereld gelijk is, zullen ook de verschijnselen van gebied tot gebied verschillen. Een strikte toepassing van methoden en technieken zoals geldig in de thematische geografie is hierdoor vaak niet de beste manier om deze gebiedsgebonden verschijnselen te verklaren.

Hier zijn echter ook argumenten tegen in te voeren. Bij gebiedsstudies beperk je je dan wel tot een enkel gebied, maar de verschijnselen die zich in deze gebieden afspelen staan vaak niet los van verschijnselen elders in andere gebieden. Doordat de verschijnselen veel algemene kenmerken vertonen is een strikte toepassing van de methoden en technieken prima toepasbaar. Wanneer dit mogelijk is moet een strikte toepassing gebruikt worden, om zo de “wetenschappelijke waarde” van de onderzoeken binnen gebiedsstudies te waarborgen.

 

 

 

 

Stelling 5.

De afbakening van een gebied is de methodologische achilleshiel van gebiedsstudies.

 

Voor deze stelling is een hoop te zeggen: Immers wanneer je een gebied “klein afbakent” bestaat de kans dat je voor het gebied belangrijke ontwikkelingen niet kan verklaren of dat deze in je onderzoek hierdoor niet aan bod komen. Ook kan door een te klein gebied de plaats in het grotere geheel van het gebied onderbelicht blijven.

Bij een te groot gebied bestaat echter weer het risico van  “algemenisering”. Doordat het gebied zo groot is worden belangrijke kenmerken van deelgebieden over het hoofd gezien en dreigt het onderzoek te verzanden in te algemene en niet al te veel betekenende uitspraken over het gebied.

Als contra argument kan echter gesteld worden dat er bij een gebiedsstudie niet alleen gekeken wordt naar de kenmerken van het gebied. Ook wordt er gekeken naar de onderlinge relaties met omliggende gebieden en de context waarin het gebied ligt. Deze benadering zorgt er voor dat bij elke afbakening toch een compleet beeld van de regio gegeven wordt en dat de afbakening van een gebied weliswaar belangrijk, maar niet allesbepalend is.

 

Opdracht 2 Stelling over gebiedsstudies en wetenschappelijke methodes

 

Maarten Hogenstijn

 

De interessantste kenmerken van en verschillen tussen gebieden zijn slechts te vinden door kwalitatieve analyse van gegevens en bezoeken aan de gebieden zelf.

 

Daniël van Middelkoop

 

Binnen  gebiedsstudies wordt te veel aandacht besteed aan de bestaande methodologie. Door altijd uit te gaan van de bestaande methodologie is er te weinig ruimte voor vernieuwende ideeën en benaderingen.

 

 

 





Tags: 9723021 daniël, 9723021, maarten, hogenstijn, methodologie, werkcollege, wetenschap, daniël, studentnr