Universiteit Derde Leeftijd – Leuven
2 mei 2006
De godsdienstigheid van de Katholieken in België en Europa
Karel Dobbelaere
Laat mij meteen stellen, om misverstanden te voorkomen, dat ik als socioloog spreek en dus alleen kan refereren aan wat observeerbaar is in de godsdienst, nl. gedragingen, motivaties en opvattingen zoals ze waargenomen worden of langs enquêtes verzameld zijn. Mijn bronnen zijn de geregistreerde gegevens verstrekt door de Belgische Bisschoppenconferentie en gegevens verzameld door internationaal onderzoek: het Europees Waarde Onderzoek (EWO), het Europees onderzoek Religious and Moral Pluralism (RAMP) en het European Social Survey (ESS).
Uit het EWO (1999) blijkt dat Belgen (Vlamingen) gezin, familie, vrienden en vrije tijd het meest belangrijk vinden, daarentegen vinden ze godsdienst en politiek heel wat minder belangrijk. Uit ander onderzoek blijkt dat gezondheid ook een zeer belangrijke waarde is. Wat het vertrouwen in instellingen betreft werd vastgesteld dat sinds 1990, het vertrouwen in de Katholieke Kerk verder gedaald is tot 40 % van de bevolking.
1. Wat de kerkelijke praktijken betreft, maken we een onderscheid tussen de wekelijkse mispraktijk en de “rites de passage” of overgangsrituelen (doopsel, kerkelijk huwelijk, kerkelijke begrafenis.
1.1 De zondagsmis praktijk, die in het begin van de jaren zestig (vorige eeuw) nog meer dan 50% bedroeg is in Vlaanderen gedaald met veertig procent punten (zie de grafiek en tabel) Deze daling gebeurde in alle generaties, maar hoofdzakelijk in de generaties geboren na de Tweede Wereldoorlog. De sterke breuk met het verleden was het sterkst in de periode 1967-1973 en de daling over de periode 1960-2000 was sterker in laanderen dan in de andere regio’s zodat het verschil in praktijk met Wallonië nu bijna geheel verdwenen is.
Grafiek 1 – Frequentie van de wekelijkse mispraktijk in België, Brussel, Vlaanderen en Wallonië in relatie tot. het aantal inwoners van 5 tot 69 jaar (in percenten)
(
Bron:
Dienst voor Kerkelijke Statistieken, Brussel)
Tabel 1 Mispraktijk (ESS: 2005))
Frequentie |
Vlaanderen |
België |
Wekelijks |
10,1 |
9,5 |
Maandelijks |
6,8 |
6,2 |
Op speciale dagen |
15, |
14,7 |
Nog minder |
15,0 |
15,4 |
Nooit |
53,1 |
54,2 |
Tabel 2 Zondagsmis praktijk en generaties (EWO, 1999)
Zondagmispraktijk |
Generaties |
|||
Voor-oorlogse |
Na-oorlogse |
Golden sixties |
Jongste |
|
Wekelijks |
39,9 |
16,2 |
10,6 |
12,3 |
Maandelijks |
11,6 |
10,1 |
14,1 |
11,0 |
Feestdagen |
10,2 |
19,0 |
21,8 |
20,9 |
Eens per jaar |
5,4 |
10,9 |
12,5 |
16,6 |
Nooit of bijna nooit |
32,8 |
43,7 |
41,0 |
39,3 |
Bron: K. Dobbelaere & L. Voyé in K. Dobbelaere e.a. (red) Verloren Zekerheid, p. 128
1.2 De Overgangsrituelen
Grafiek 2 – Frequentie van doopsels (berekend op levend geborenen), katholieke huwelijksinzegeningen (berekend op het aantal burgelijke huwelijken), katholieke begrafenissen (berekend op het totaal aantal overledenen) en van de deelname aan de wekelijkse mispraktijk (berekend op het aantal inwoners van 5 tot 59 jaar) in percenten (Belgiê)
(Bron: Dienst voor Kerkelijke Statistieken, Brussel)
Wat de overgangsrituelen betreft stellen we vast dat er een lichte daling is wat de kerkelijke begrafenissen betreft, dat heeft mede te maken met de toegenomen andersgelovigen (o.m. Moslims) die hier sterven en niet in de katholieke Kerk begraven worden, wat ook een effect heeft op het dalen aantal kerkelijke huwelijken en doopsels maar de grote daling niet kunnen verklaren. Het grote verschil tussen het procentueel aantal doopsels en begrafenissen wijst terug op het generatie verschil. En dat komt het sterkst tot uiting in het procentueel aantal kerkelijke huwelijken. Deze statistiek is natuurlijk onderhevig aan het feit dat wie na echtscheiding een nieuw huwelijk aangaat niet meer in de kerk kan trouwen. Echter, als we die uit de statistieken halen, dan blijkt dat op het einde van de vorige eeuw: 30 % van de eerste huwelijken niet kerkelijk ingezegend werden en dat is slechts heel gedeeltelijk te verklaren door de alhier wonende anders-gelovigen.
Die feitelijke vaststellingen zijn geen Belgisch fenomeen en ook niet typisch katholiek. Bij de Protestanten doen we dezelfde vaststellingen en ook daar gebeurde het in dezelfde periode.
2. Er zijn niet alleen de publieke praktijken, we moeten ook oog hebben voor de private praktijken en hierover hebben we gegevens
Tabel 3 Procentueel aantal personen volgens hun bidpraktijk (ESS)
Frequentie |
Vlaanderen |
België |
Dagelijks |
15,4 |
15,9 |
Minstens wekelijks |
13,1 |
11,6 |
Op religieuze feestdagen tot maandelijks |
6,9 |
7,8 |
Minder |
14,8 |
14,7 |
Nooit |
49,3 |
48,9 |
Geen antwoord |
0,5 |
1,1 |
Grosso modo kunnen we stellen dat ongeveer 50 % van onze landgenoten nooit bidt, en meer dan een vierde minstens wekelijks. De overigen bidden nu en dan en we kunne vermoeden dat dit smeekgebeden zijn.
Er is natuurlijk een verband tussen de publieke en de private praktijken zoals uit tabel 4 blijkt Hoe sterker men op de Kerk betrokken is, des te frequenter men bidt. Maar onkerkelijken bidden ook, hoewel dit afneemt als ze meer dan een generatie onkerkelijk zijn. Hieruit moge blijken, wat in Nederland ook vstgesteld werd, dat een godsdienstig leven moeilijk gedijt buiten een godsdienstig groepsverband. Of anders uitgedrukt: religie is een sociaal fenomeen en ongelovigheid ook.
Tabel 4 het verband tussen de kerkbetrokkenheid en het gebedsleven
Gebeds- praktijk |
Kerkbetrokkenheid |
||||
Kernlid |
Midden- moter |
Rand kerkelijk |
Onkerkelijk 1ste generatie |
Onkerkelijk Meer gener. |
|
Dagelijks |
44,0 |
35,3 |
11,3 |
5,8 |
3,3 |
Wekelijks |
37,7 |
34,5 |
15,1 |
4,5 |
2,0 |
Meermaals / jaar |
14,5 |
14,9 |
21,3 |
6,3 |
5,3 |
Minder vaak |
3,8 |
9,5 |
23,1 |
9,4 |
9,5 |
Nooit |
-- |
5,8 |
29,1 |
74,1 |
80,1 |
3. Tenslotte hebben we gegevens over de geloofsopvattingen
We hebben echter geen tijdsreeksen sinds midden 1960 zoals voor de praktijken. Daarom eerst enkele gegevens van vóór 1960
Tabel 5 Gegevens uit studies vóór 1960: Geloof in procentuele cijfers
Gelooft |
% in deVlaamse studie |
% in Neder land |
% in Franrijk |
% in USA en Canada |
in God |
93 |
80 à 85 |
66 |
94 à 95 |
dat Jezus God is |
80 |
|
|
|
in hiernamaals |
72 |
|
|
|
Hieruit blijkt het hoge percentage personen die God geloven. Het geloof in het hiernamaals is in al die landen 10 tot 20 percentpunten lager.
Dank zij het EWO hebben we vergelijkbare cijfers vanaf 1981. En we stellen vast dat het geloof in God en in een leven na de dood sterk verminderd is
Tabel 6. Procentuele aanvaarding van verschillende geloofspunten in België (EWO)
Gelooft in |
1981 |
1990 |
1999 |
God |
77 |
63 |
65 |
Een leven na de dood |
37 |
37 |
37 |
Maar vooral belangrijk is de verandering in de godsopvatting zoals uit tabel 7 blijkt
Tabel7. En de Godsopvatting bij hen die geloven (EWO°
Opvattingen : God |
1981 |
1990 |
1999 |
als persoon |
39 |
29 |
26 |
als soort levenskracht of geest |
24 |
20 |
36 |
??? |
14 |
14 |
3 |
Welnu deze situatie is niet typisch voor Vlaanderen/België, we vinden hetzelfde terug in de meeste Katholieke en Protestantse landen
En terug, er is een verband tussen de godsopvatting en de kerkbetrokkenheid
Tabel 8 Geloof in God en godsopvattingen volgens kerkbetrokkenheid (EWO, 1999)
|
Kernlid |
Middenmoter |
Rand kerkelijk |
Onkerkelijk 1ste gener. |
Onkerkelijk meer gener |
Geloof in God |
98 % |
96 % |
80 % |
33 % |
27 % |
Opvattingen : |
|||||
God als persoon |
59 |
50 |
28 |
8 |
8 |
4. Zo komen we aan de belangrijke vraag: HOE KUNNEN WE DAT VERKLAREN?
Even ter herinnering:
-de grote breuk gebeurde in de periode 1967-73
- die was niet louter Belgisch of Europees, cf. Québec, Canada,
- en niet beperkt tot de katholieke kerk, zij gebeurde ook in de Protestantse kerken.
Dus, onze verklaring mag niet kerkgebonden zijn ne met veranderingen in de sameleving te maken hebben.
Het gaat dus om structurele veranderingen:
De samenleving heeft achtereenvolgens drie vormen van differentiatie gekend:
- segmentaire differentiatie: de herhaling van naast elkaar bestaande gelijke structuren: dorpen, parochies, gezinnen…nog zeer goed zichtbaar in zuivere vorm in Afrika
- sociale differentiatie: de standen structuur, de klasse structuur…en de
4.1- FUNCTIONELE DIFFERENTIATIE: de verzelfstandiging van ongelijke levenssferen die elk een eigen functie hebben: de economie, de politiek, het onderwijs, justitie, geneeskunde, etc.
Deze functionele levenssferen hebben elk een eigen functie: productie en distributie van goederen, dwingende beslissingen nemen over de doelen en de middelen van het land, vorming van de jeugd en roductie van wetenschappelijke inzichten, etc. En ze hebben een eigen medium: geld, macht, kennis, etc.
Echter deze levenssferen hebben zich verzelfstandigd tegenover de godsdienst: ze verwerpen de bevoogding van de normen, zeden en gebruiken die de godsdiensten (de kerk) in het verleden oplegden: scheiding van kerk en staat, denk aan de reactie op Humanae Vitae, 1879 de oprichting van het officiële onderwijs, …
Wij sociologen noemen dat de secularisatie van de samenleving en in de mate dat dit het resultaat is van een bedoelde politieke handeling spreekt men van laïcisatie, cf Frankrijk.
Het gevolg van dit proces van autonomiesering is de functionele rationalisering van de levenssferen: lopende band in de economie, de rationalisatie van de politieke administratie, wat meebracht dat het onderwijs veranderde en meer en meer aandacht is gaan besteden aan wetenschap en techniek ten nadele van de literair- religieuze vorming….en dat heeft ook in het gezin ingegrepen: in de jaren zestig-zeventig, boeken over seksuele technieken, geboorte controle, en in de huishouding (de film Mr Hulot);
Dit proces gaat verder: in de geneeskunde (abortus en euthanasie), het gezinsleven homa huwelijke, vereenvoudiging van de echtscheiding…
De motivatie is echter veranderd: men wil de macht van de kerk niet meer breken maar wijst naar het groeiend moreel en religieus pluralisme (hoewel de loges nog steeds de drijvend e krachten zijn op die punten).
Wat wil dat zeggen? De structurele veranderingen in de samenleving leggen de verantwoordelijkheid (binnen zekere grenzen) bij de individuen, die dat ook opeisen! Het individu kiest zijn vertegenwoordigers, school, ziekenhuis, etc..
Dus als u hoort spreken over INDIVIDUALISATIE, dan moet u dat begrijpen, niet als een optie van het individu zelf, maar als het GEVOLG VAN DE STRUCTURELE VERANDERINGEN IN ONZE SAMENLEVING. En verwar individualisatie niet met egoïsme
Aan die fundamentele veranderingen in onze samenleving is ook een andere factor verbonden:
4.2-EEN WETENSCHAPPELIJKE KIJK OP DE WERELD
De onderwijsleeftijd werd verlengd en het onderwijs ging meer aandacht besteden aan wetenschap en technieken, wat de denkstructuur van veel mensen gewijzigd heeft ! godsdienst steunt op geopenbaarde zekerheden, wetenschap daarentegen op hypothesen. En de grote successen van de wetenschap (geneeskunde, satelieten, reis naar de maan,etc.) heeft aan de wetenschap een groot aura van vertrouwen.
Vroeger bij langdurige onvruchtbaarheid ging men op bedevaart, nu naar de geneesheer …
Gevolg, men heeft wetenschappelijke technieken toegepast in de bijbel studie: van letterlijk aanaarden naar interpretatie in de context! En vele religieuze verklaringen worden
door de wetenschap geduid: regenboog, bliksem, geestesziekten…
Vandaar dat velen opteren voor zgn. wetenschappelijke zekerheden dan voor religieuze duidingen. Men gaat voorbij aan het hypothetisch denken in de wetenschap, de twijfel die haar eigen is en heeft dat verlegd naar de geloofstwijfel.
4.3- En die TWIJFEL werd in de periode 1967-73 zeer sterk GEVOED en misschien voor velen wel voor the eerst DOOR DE MEDIA Vb de discussies naar aanleiding van het Concilie, Humanae Vitae, Universitas Lovaniensis, Nederlandse catechismus, de Underground Church, Honnest to God,….
Al deze discussies hebben de individuele twijfel versterkt omdat ze plots algemeen leek en de uittreding van vele priesters en kloosterlingen hebben dit zeker versterkt.
De twijfel werd als normaal gezien en velen hebben hun traditioneel gedrag aan hun innerlijke twijfels aangepast, vandaar die grote breuk in enkele jaren tijd.
5. RESULTAAT
5.1 - Ongeloof en “religie à la carte”, een “pick and choose religion”vooral in de jongste generatie
5.2 - Kerk heeft haar controle macht verloren: er is een religieuze markt ontstaan met naast oude sekten, Nieuwe religieuze bewegingen
De nieuwe religieuze bewegingen hebben zich aangepast aan de geseculariseerde wereld: ze bieden technieken aan om in de wereld succesvoller te zijn (Scientologie, Soka
Gakkai, Mahikari….
5.3 MAAR, onkerkelijken hebben ook een “pick and choose religion” ‘een kerkelijk huwelijk”, “doopsel voor kinderen”, enz…
5.4 En de laatste veranderingen: van Godsdienst naar Spiritualiteit (naar LiLiane Voyé)
GODSDIENST
|
SPIRITUALITEIT |
Instelling
|
“Ik” met mijn ervaringen… |
Doctrine, Traditie en Magisterium
|
Een vorm van reflexiviteit |
Eerder dogmatisch
|
Flexibel |
Een in-groep die de waarheid bezit
|
Een persoonlijke zoektocht |
Ziel en geest
|
Een totale persoon: ziel, geest EN lichaam en emoties |
God die een Radicaal Andere is
|
De God Within |
DE GROEI EN PIJNEN VAN EUROPA UNIVERSITEIT DERDE LEEFTIJD
ERASMUS UNIVERSITEIT ROTTERDAM BACHELORTHESIS ECONOMIE EN BEDRIJFSECONOMIE SECTIE ACCOUNTING
ERASMUS UNIVERSITEIT ROTTERDAM NADRUK VERBODEN ERASMUS SCHOOL OF ECONOMICS
Tags: derde leeftijd, derde, universiteit, leeftijd, leuven